Chelydra acutirostris is een schildpad uit de familie bijtschildpadden (Chelydridae). De soort werd lange tijd gezien als ondersoort van de bijtschildpad (Chelydra serpentina). De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Wilhelm Peters in 1862. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Chelydra serpentina var. acutirostris gebruikt, later werd de soort abusievelijk beschreven als Chelydra angustirostris.[1]
De maximale lengte van het rugschild is ongeveer 41 centimeter maar de meeste exemplaren blijven kleiner tot ongeveer 20 - 30 cm. In tegenstelling tot de meeste schildpadden worden de mannetjes bij deze soort groter dan de vrouwtjes, mannetjes hebben ook een langere staart. De schildkleur is bruin tot grijs of zwart, juveniele exemplaren hebben straalsgewijze streepjes of vlekjes op de hoornplaten die bij oudere dieren verdwijnen. De kleur van de kop en ledematen is bruin tot donkerbruin.
Chelydra acutirostris komt voor in Midden- en Zuid-Amerika, in Honduras tot Colombia en Ecuador. De habitat bestaat uit langzaam stromende wateren met een zachte bodem, zoals meren, moerassen en rivieren. De voorkeur gaat uit naar wateren met weinig vegetatie maar veel ondergedoken objecten. De schildpad is omnivoor en leeft van plantaardig materiaal maar vooral dieren als vissen, kikkers, slakken en kreeftachtigen.
Bronnen
Chelydra acutirostris is een schildpad uit de familie bijtschildpadden (Chelydridae). De soort werd lange tijd gezien als ondersoort van de bijtschildpad (Chelydra serpentina). De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Wilhelm Peters in 1862. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Chelydra serpentina var. acutirostris gebruikt, later werd de soort abusievelijk beschreven als Chelydra angustirostris.