Staafmieren (Ponera) vormen een geslacht van mieren uit de onderfamilie oermieren (Ponerinae). De wetenschappelijke naam van het geslacht is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1804 door Pierre André Latreille.[1]
Er zijn ongeveer 60 soorten in dit geslacht, waarvan enkele fossiele. Ze komen voor in Noord-Amerika, Europa en het Oriëntaals gebied. Vroegere Staafmierensoorten uit het ondergeslacht Hypoponera (die vooral voorkomen in het Neotropisch gebied en Afrika) heeft Robert W. Taylor afgesplitst van Ponera en in een apart geslacht Hypoponera ingedeeld.[2]
Staafmieren leven in tropisch regenwoud of drogere, licht beboste gebieden in gematigde streken. De nesten bevinden zich gewoonlijk in rottende boomstronken of onder stenen. De kolonies tellen meestal rond de 30 werkmieren, die erg klein zijn (1 tot 4 mm).[2]
Staafmieren (Ponera) vormen een geslacht van mieren uit de onderfamilie oermieren (Ponerinae). De wetenschappelijke naam van het geslacht is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1804 door Pierre André Latreille.
Er zijn ongeveer 60 soorten in dit geslacht, waarvan enkele fossiele. Ze komen voor in Noord-Amerika, Europa en het Oriëntaals gebied. Vroegere Staafmierensoorten uit het ondergeslacht Hypoponera (die vooral voorkomen in het Neotropisch gebied en Afrika) heeft Robert W. Taylor afgesplitst van Ponera en in een apart geslacht Hypoponera ingedeeld.
Staafmieren leven in tropisch regenwoud of drogere, licht beboste gebieden in gematigde streken. De nesten bevinden zich gewoonlijk in rottende boomstronken of onder stenen. De kolonies tellen meestal rond de 30 werkmieren, die erg klein zijn (1 tot 4 mm).