Facchinis Steinbrech (Saxifraga facchinii) ist eine Pflanzenart aus der Gattung Steinbrech (Saxifraga) in der Familie der Steinbrechgewächse (Saxifragaceae). Die Art ist benannt zu Ehren eines italienischen Arztes und Botanikers, Francesco Facchini (1788–1852), der auch eine Flora von Südtirol verfasst hat.
Facchinis Steinbrech ist eine ausdauernde Pflanze, die Wuchshöhen bis 5 Zentimeter erreicht. Sie wächst in kleinen Rasen oder flachen Polstern und bildet nichtblühende Rosetten aus. Die Blätter sind bis 6 Millimeter lang, 2 Millimeter breit, lineal-lanzettlich und abgerundet. Sowohl Fläche als auch Rand sind drüsenhaarig. Der Stängel ist kurz, drüsig, überragt die Rosetten kaum und trägt 1 bis 4 Blüten. Die Kronblätter sind blassgelb bis hell oder dunkel purpurn gefärbt, verkehrt-eiförmig bis keilig und vorne gestutzt oder leicht ausgerandet. Sie sind nur geringfügig länger als die eiförmigen und drüsig behaarten Kelchblätter.
Blütezeit ist von Juli bis August.
Facchinis Steinbrech kommt in den zentralen und westlichen Dolomiten lediglich in der Marmolata-, Pala- und Sellagruppe sowie im Westen der Ampezzaner Dolomiten vor. Er gilt als typischer Vertreter der Nunataks, der während der letzten Kaltzeit in den eisfrei gebliebenen Hochlagen der Dolomiten sein Refugium fand.[1] Facchinis Steinbrech wächst alpin in Felsspalten und auf feuchtem Steinschutt auf Kalk in Höhenlagen von 2000 bis 3300 Meter. Die Art ist nicht häufig.
Facchinis Steinbrech (Saxifraga facchinii) ist eine Pflanzenart aus der Gattung Steinbrech (Saxifraga) in der Familie der Steinbrechgewächse (Saxifragaceae). Die Art ist benannt zu Ehren eines italienischen Arztes und Botanikers, Francesco Facchini (1788–1852), der auch eine Flora von Südtirol verfasst hat.
Saxifraga facchinii is een zeldzame steenbreeksoort die endemisch is in de Dolomieten. De soort heeft geen Nederlandstalige naam.
Deze steenbreeksoort is een overblijvende plant die 3[1]-5-7[2] cm hoog wordt. Ze groeit in kleine polletjes of veldjes met ook niet bloeiende rozetten. De blaadjes worden 2 mm breed en 6[2]-10[1] mm lang. Zowel de bladoppervlak als de bladrand zijn klierachtig behaard. Ook de korte stengel is klierachtig behaard en steekt nauwelijks boven de rozetten uit[2][1].
Er zijn 1-4 bloemen per bloemstengel. De kroonblaadjes zijn lichtgeel tot fel- of donkerpaars en omgekeerd eirond. Ze zijn iets langer als de eironde, klierachtig behaarde kelkbladen.[2][1].
Deze steenbreek komt volgens Xaver Finkenzeller in de Zuid-Tiroler Alpen en de Dolomieten voor. Volgens Oskar Angerer is ze endemisch in de Dolomieten tussen Gröden en Latemar. Ze komt daar voor op rotsige plaatsen, tussen losse stenen, op kalk, op hoogten van 2250-3000 meter[1]. Een Italiaanse flora vermeldt hoogten van 2400-3000 meter. Volgens Thomas Götz komt ze in de Dolomieten op slechts 3 bergmassieven voor, namelijk de Rosengarten, het Sellamassief en het Langkofelmassief. Ze komt daar met name voor in de directe nabijheid van de toppen.[3]
Saxifraga facchinii is een zeldzame steenbreeksoort die endemisch is in de Dolomieten. De soort heeft geen Nederlandstalige naam.
Saxifraga facchinii là một loài thực vật có hoa trong họ Saxifragaceae. Loài này được W.D.J.Koch miêu tả khoa học đầu tiên năm 1841.[1]
Bài viết chủ đề họ Tai hùm này vẫn còn sơ khai. Bạn có thể giúp Wikipedia bằng cách mở rộng nội dung để bài được hoàn chỉnh hơn. Saxifraga facchinii là một loài thực vật có hoa trong họ Saxifragaceae. Loài này được W.D.J.Koch miêu tả khoa học đầu tiên năm 1841.
