Die Gelbe Alpen-Kuhschelle oder -Küchenschelle (Pulsatilla alpina subsp. apiifolia), auch Schwefel-Anemone, ist eine in den Alpen heimische Unterart der Alpen-Kuhschelle.
Die Gelbe Alpen-Kuhschelle ist eine ausdauernde krautige Pflanze. In blühendem Zustand erreicht die Pflanze eine Wuchshöhe von 20 bis 45 Zentimetern, fruchtend 40 bis 50, selten bis zu 70 Zentimetern. Unterirdische Ausläufer fehlen. Die Pflanze überwintert mit Rhizomen, je Rhizomkopf bildet sie ein grundständiges Laubblatt. Die Grundblätter sind zur Blütezeit kaum entwickelt, jedoch im Anschluss daran gestielt und dreiteilig mit ebenfalls gestielten und dreiteiligen Teilblättern sowie fiederteiligen Abschnitten mit zugespitzten Zipfeln. Im oberen Bereich des Stängels sind drei hochblattartige, den Grundblättern ähnliche Stängelblätter vorhanden.
Die endständigen, radiärsymmetrischen, zwittrigen Blüten haben einen Durchmesser von bis zu 6 Zentimetern. Im Gegensatz zu den anderen Unterarten ist das meist mit sechs Perigonblättern ausgestattete Perigon innen und außen schwefelgelb. Die Blüten sind außen oft bläulich oder violett überlaufen sowie behaart. Blütezeit ist von Mai bis August.
Die Gelbe Alpen-Kuhschelle kommt zerstreut bis selten in den Zentral- und Südalpen vor. Das Hauptverbreitungsgebiet ist Allgäu, Schweiz, Dolomiten und Slowenien. Des Weiteren ist das Taxon in den Pyrenäen verbreitet. Sie wächst in der obermontanen bis subalpinen Höhenstufe in kalkarmen, bodensauren Magerrasen, besonders in Krummseggen- und Bürstlingsrasen.
Diese Unterart wurde auch als eigene Art Pulsatilla sulphurea, oder auch Anemone sulphurea geführt. Synonyme auf Unterartebene sind Anemone alpina subsp. apiifolia (Scop.) Nyman und Pulsatilla alpina subsp. sulphurea.
Die Gelbe Alpen-Kuhschelle oder -Küchenschelle (Pulsatilla alpina subsp. apiifolia), auch Schwefel-Anemone, ist eine in den Alpen heimische Unterart der Alpen-Kuhschelle.
Pulsatilla alpina subsp. apiifolia, soms wel gele alpenanemoon of zwavelgele anemoon genoemd, is een overblijvende plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) die te vinden is in de meeste Europese gebergtes.
Het is een ondersoort van de alpenanemoon (Pulsatilla alpina), die kan onderscheiden worden door de lichtgele bloemen.
De botanische naam Pulsatilla is afgeleid van het Latijnse pulsare (slaan, zwaaien). Naargelang van de bron zou dit slaan op de op een klok lijkende bloemen of op de zaden, die door windstoten worden verspreid. De soortaanduiding alpina verwijst naar de Alpen. De ondersoortaanduiding apiifolia is afgeleid van het Latijnse apium (de oude naam van peterselie) en folium (blad) en verwijst naar het fijn verdeelde blad.
P. a. subsp. apiifolia is een polvormende, middelhoge, overblijvende, kruidachtige plant, met een rechtop staande wortelstok, een tot 50 cm hoge, onvertakte stengel, een basaal bladrozet van gesteelde, fijnverdeelde, dubbelgeveerde bladeren met drie lobben en halverwege de stengel nogmaals drie stengelbladeren. Zowel bladeren als stengels zijn bezet met zilvergrijze, zijdeachtige haren.
De bloemen zijn groot, alleenstaand aan het einde van de bloemstengel, opgericht, zonder schutblaadjes, tot 60 mm in doormeter, radiaal symmetrisch, diep komvormig, met meestal 6 aan beide zijden lichtgele kroonbladachtige kelkbladen, aan de buitenzijde zijdeachtig behaard. Er zijn geen echte kroonbladen. De bloem bezit talrijke geel of paars gekleurde vruchtbare meeldraden en meestal ook schijfvormige staminodiën of onvruchtbare meeldraden. Er zijn talrijke, losse vruchtbeginsels met elk een zaadknop en een lange, veervormige stijl.
De plant bloeit van mei tot juli.
P. a. subsp. apiifolia groeit voornamelijk op zonnige plaatsen op silicaatrijke bodem, zoals in graslanden en lichte naaldbossen, tot op 2.700 m.
De plant komt voor in de Midden- en Zuid-Europese gebergtes, vooral in de Pyreneeën, de Alpen, de Dolomieten en de Julische Alpen.
P. a. subsp. apiifolia kan van andere Pulsatillas snel onderscheiden worden door aanzienlijke grootte van de plant, de gele bloemen, en door de twee stellen blaadjes die in tegenstelling tot die van de lenteanemoon dubbelgeveerd zijn.
Bronnen, noten en/of referentiesPulsatilla alpina subsp. apiifolia, soms wel gele alpenanemoon of zwavelgele anemoon genoemd, is een overblijvende plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) die te vinden is in de meeste Europese gebergtes.
Het is een ondersoort van de alpenanemoon (Pulsatilla alpina), die kan onderscheiden worden door de lichtgele bloemen.