Tropilis es un género con 12 especies de orquídeas. Ha sido separado del género Dendrobium. Son pequeñas y grandes orquídeas epífitas o litófitas que se encuentran en las selvas tropicales del Noreste de Australia, se caracterizan por su distintivo olor floral.
Son pequeñas o grandes plantas epífitas o litófitas, de cremiento simpodial, con la base hinchada, segmentada, con 2 a 4 hojas delgadas, brillantes, lanceoladas a ovales y también con inflorescencias terminales cortas, en forma de racimo densamente cubiertos con unos pocas a una docena de flores con un aroma distintivo, dulce y picante.
Se encuentran sobre los árboles y en las rocas en áreas abiertas cerca del agua en las tierras bajas cálidas y húmedas de las selvas tropicales de montaña y en los bosques abiertos, sobre todo en el Nordeste de Australia (Queensland, Nueva Gales del Sur), Nueva Caledonia y las islas circundantes.
Han sido segregadas del género Dendrobium Sw. secc. Dendrocoryne
El nombre de Tropilis no está claro. El nombre fue traducido por Rafinesque como "labio-quilla", que etimológicamente es imposible.
El género Tropilis fue descrito originalmente en 1837 por Rafinesque e inscritos en Dendrobium Sw. (1799) como secc. Dendrocoryne, posteriormente fue nuevamente elevado a género por M.A.Clem. & D.L.Jones en 2002.[1]
Su especie tipo es Tropilis aemula. El género cuenta actualmente con 12 especies.
Tropilis es un género con 12 especies de orquídeas. Ha sido separado del género Dendrobium. Son pequeñas y grandes orquídeas epífitas o litófitas que se encuentran en las selvas tropicales del Noreste de Australia, se caracterizan por su distintivo olor floral.
Tropilis is een geslacht met twaalf soorten orchideeën uit de onderfamilie Epidendroideae. Het geslacht is afgesplitst van Dendrobium.
Het zijn kleine tot grote epifytische of lithofytische orchideeën van tropische regenwouden uit het noordoosten van Australië. Ze hebben sterk ruikende bloemen.
De betekenis van de botanische naam Tropilis is onduidelijk. De naam werd door Rafinesque zelf vertaald als 'kiel-lip', wat etymologisch onmogelijk is.
Tropilis-soorten zijn kleine tot grote epifytische of lithofytische planten met sympodiale groei. Ze hebben dunne, aan de basis gezwollen, gesegmenteerde, geribte en afhangende bloemstengels (soms met meerdere samen in een schede) met twee tot vier eindstandige, dunne, glanzende, lancetvormige tot ovale bladeren en een eveneens eindstandige korte, dichtbloemige tros met enkele tot een tiental bloemen met een opvallende zoetige of kruidige geur.
Tropilis-soorten komen voor op bomen en rotsen op open plaatsen in de buurt van water van warme, vochtige laaglandregenwouden tot open montane bossen. Ze komen voornamelijk voor in het noordoosten van Australië (Queensland, Nieuw-Zuid-Wales), Nieuw-Caledonië en de omringende eilanden.
Tropilis is in 1837 als geslacht beschreven door Rafinesque. Het is door Clements en Jones opnieuw als apart geslacht erkend[1]. Het omvat voornamelijk soorten die voorheen werden ingedeeld bij de sectie Dendrocoryne van het geslacht Dendrobium
Het geslacht telt in de meest recent geaccepteerde taxonomie twaalf soorten. De typesoort is Tropilis aemula.
Tropilis is een geslacht met twaalf soorten orchideeën uit de onderfamilie Epidendroideae. Het geslacht is afgesplitst van Dendrobium.
Het zijn kleine tot grote epifytische of lithofytische orchideeën van tropische regenwouden uit het noordoosten van Australië. Ze hebben sterk ruikende bloemen.