Description
provided by World Register of Marine Species
Een dicht bosje, doorgaans 4 tot 5 cm hoog, soms tot 10 cm. Internoden cilindrisch, knotsvormig aan de uiteinden van de kolonie. Internoden meestal 4-10 mm lang, diameter 0,4 tot 1,6 mm. De stevigste soort met tot 10 longitudinale zoïdenrijen. Zoïden zeshoekig met opvallende dwarswanden. Elke zoïde is in breed contact met zijn proximale en distale buur. Opesia halfcirkelvormig, ongeveer zo groot als het operculum, zijn proximale boord met een opgerichte, vierkante lip en een scharnierpunt aan elke kant ervan. Een paar kleinere scharnierpunten kunnen dieper zichtbaar zijn, binnen de distale rand van de opesia. Avicularia tussen twee opeenvolgende zoïden, half zolang als een zoïde, afgerond vierhoekig, met elliptische opesia. Mandibel halfcirkelvormig of afgerond driehoekig, schuin gericht op de as van de internode. Broedkamers met langwerpige opening, de proximale rand met een opgerichte, hoekige lip.
De_blauwe, H. (2009). Mosdiertjes van de Zuidelijke Bocht van de Noordzee: Determinatiewerk voor België en Nederland. Vlaams Instituut voor de Zee, Oostende. 464.
- license
- cc-by-4.0
- copyright
- WoRMS Editorial Board
Distribution
provided by World Register of Marine Species
In het Kanaal, diep sublitoraal, zelfs op zandige bodem, gehecht aan ruwe fragmenten. Aangespoeld in De Haan in september 2001 op plastic.
De_blauwe, H. (2009). Mosdiertjes van de Zuidelijke Bocht van de Noordzee: Determinatiewerk voor België en Nederland. Vlaams Instituut voor de Zee, Oostende. 464.
- license
- cc-by-4.0
- copyright
- WoRMS Editorial Board