Megalonotus chiragra ist eine Wanze aus der Familie der Rhyparochromidae. Die Art wurde früher nicht von Megalonotus sabulicola und Megalonotus emarginatus getrennt, sodass ältere Fundangaben eine beschränkte Aussagekraft haben.[1]
Die Wanzen werden 5,2 bis 6,7 Millimeter lang.[1] Sie haben wie alle Vertreter der Gattung ein dunkel gefärbtes und besonders hinten grob punktiertes Pronotum. Die Schenkel (Femora) der Vorderbeine tragen einen langen und mehrere kleine Zähnchen. Megalonotus chiragra kann man durch die langen, aufgerichteten Härchen am Pronotum und durch die gleichmäßige Krümmung des Hinterrandes des Pronotums bestimmen. Bei der ähnlichen Art Megalonotus emarginatus treten die Ecken am Hinterrand des Pronotums hervor und sind spitz nach hinten gewinkelt. Die Schienen (Tibien) der mittleren und hinteren Beine sind dunkel. Bei Megalonotus sabulicola sind sie blass braun.[2] Die meisten Tiere haben verkürzte (brachyptere) Flügel.[1]
Die Art ist in der Paläarktis weit verbreitet und kommt von Nordafrika über den Mittelmeerraum bis in den Süden Skandinaviens und östlich über Kleinasien, Zentralasien und Sibirien bis nach China vor. Sie ist auch in Nordamerika verbreitet. In Mitteleuropa ist die Art weit verbreitet und besonders im Norden häufig.[1] In Großbritannien ist sie der häufigste Vertreter ihrer Gattung und in ganz England und Wales verbreitet.[2] Besiedelt werden ähnliche Lebensräume wie bei Megalonotus antennatus, Megalonotus chiragra hat jedoch einen größeren Wärmebedarf, sodass man sie nicht in feuchten und beschatteten Lebensräumen findet. Man findet sie häufig auf Brachen, Ruderalstellen und in Kulturland, insbesondere auf sandigen und kalkigen Böden.[1]
Die Weibchen legen ihre Eier einzeln in Gräsern, krautigen Stängeln oder Moose ab. Manchmal können Ende Juli sowohl die Imagines, der alten, als auch der neuen Generation gemeinsam angetroffen werden.[2]
Megalonotus chiragra ist eine Wanze aus der Familie der Rhyparochromidae. Die Art wurde früher nicht von Megalonotus sabulicola und Megalonotus emarginatus getrennt, sodass ältere Fundangaben eine beschränkte Aussagekraft haben.
De Megalonotus chiragra is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Gewone grootrug' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.[1][2]
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea.[3] Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.
Deze soort is 5,2 tot 6,7 mm lang. Net als de andere soorten uit het genus Megalonotus is het halsschild (pronotum) donker gekleurd en grof gepuncteerd en dragen de voordijen een grote en meerdere kleinere stekels. De gewone grootrug heeft lange rechtopstaande haren op het halsschild. De kop, het schildje (scutellum) en de poten zijn donker. De antennes zijn donker op het bruine tweede segment na. De meeste wantsen zijn kortvleugelig (brachypteer), de vleugels zijn dan licht verkort. Maar er zijn ook langvleugelige (macropteer) wantsen.
De soort komt voor in Europa van het zuidelijk deel van Scandinavië tot in het noordelijke deel van het Middellandse Zeegebied en naar het zuiden toe in Noord-Afrika. Naar het oosten is hij verspreid tot in Klein Azië, Centraal Azië, Siberië en China. Ze zijn ook in Noord-Amerika bekend. Ze zijn het meest talrijk op droge, open, warme leefgebieden met zand- en kalksteenbodems.
De wantsen leven polyfaag op de bodem in de strooisellaag en zuigen aan de zaden. De eitjes worden gelegd op grashalmen, stengels van kruidachtige planten of mos. De imago’s overwinteren.
De Megalonotus chiragra is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Gewone grootrug' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea. Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.