Melig takmos (Ramalina farinacea) (synoniem: Lichen farinaceus ) is een struikvormige korstmos, dat behoort tot de ascomyceten en voorkomt op de bast van bomen, zoals eik, populier, iep, wilg, es, linde, esdoorn en els.[1] In Nederland is het een vrij algemeen voorkomende soort. Melig takmos bestaat uit een innige mutualistische symbiose van de schimmel Ramalina farinacea en een groenwier van het geslacht Trebouxia. Zo'n lichaam als geheel wordt thallus genoemd.
Melig takmos zit met een centrale voet vast aan de bast van de boom. De afgeplatte, 0,5 - 3 mm brede, tot 8 cm lange, gaffelvormig vertakte thalli zijn grijsgroen tot groengeel. Ze hebben een spitse top en de onder- en bovenkant hebben dezelfde kleur. Ze hebben vaak ronde tot langwerpige, witachtige soralen op de randen, die voor vegetatieve vermeerdering zorgen door het uitstoten van soridiën. Pseudocyfellen komen vaker voor bij de basis van de korstmos en minder op de takken. Pseudocyfellen zijn kleine, punt- tot streepvormige openingen in het oppervlak van het thallus en zorgen voor de gasuitwisseling.
Apotheciën komen weinig voor. De vlakke 6 mm grote apotheciën zijn tot 6 mm groot. De 12 - 15 x 5 - 7 µm grote ascosporen zijn breed spoelvormig.[2]
Bronnen, noten en/of referentiesMelig takmos (Ramalina farinacea) (synoniem: Lichen farinaceus ) is een struikvormige korstmos, dat behoort tot de ascomyceten en voorkomt op de bast van bomen, zoals eik, populier, iep, wilg, es, linde, esdoorn en els. In Nederland is het een vrij algemeen voorkomende soort. Melig takmos bestaat uit een innige mutualistische symbiose van de schimmel Ramalina farinacea en een groenwier van het geslacht Trebouxia. Zo'n lichaam als geheel wordt thallus genoemd.
Melig takmos zit met een centrale voet vast aan de bast van de boom. De afgeplatte, 0,5 - 3 mm brede, tot 8 cm lange, gaffelvormig vertakte thalli zijn grijsgroen tot groengeel. Ze hebben een spitse top en de onder- en bovenkant hebben dezelfde kleur. Ze hebben vaak ronde tot langwerpige, witachtige soralen op de randen, die voor vegetatieve vermeerdering zorgen door het uitstoten van soridiën. Pseudocyfellen komen vaker voor bij de basis van de korstmos en minder op de takken. Pseudocyfellen zijn kleine, punt- tot streepvormige openingen in het oppervlak van het thallus en zorgen voor de gasuitwisseling.
Apotheciën komen weinig voor. De vlakke 6 mm grote apotheciën zijn tot 6 mm groot. De 12 - 15 x 5 - 7 µm grote ascosporen zijn breed spoelvormig.
Melig takmos met apothecia Bronnen, noten en/of referenties Natuurfront. Substraten Consortium of North American Lichen Herbaria