De kuifmaina (Acridotheres cristatellus) is een spreeuwachtige die van nature voorkomt in het Oriëntaals gebied. Tegenwoordig komt de soort ook voor in Japan, Argentinië, Canada en de Verenigde Staten. In Noord-Amerika is de soort echter zeldzaam geworden.
Deze spreeuwachtige is gemiddeld van grootte, grotendeels zwart met een zwarte kuif op het voorhoofd. Een deel van de buitenste vliegveren zijn wit, wat goed te zien is als ze vliegen. De mannetjes en vrouwtjes van de kuifmaina lijken sterk op elkaar. De staart is wit aan de uiteinden. De snavel is geel met uitzondering van het begin van de onderzijde. De ogen zijn bruin tot vaalgeel. De poten zijn geel tot oranjegeel.
De soort kwam oorspronkelijk alleen voor in de Zuidoost-Aziatische landen Laos, Myanmar en Vietnam en in China en Taiwan. Sinds die tijd is de soort ook geïntroduceerd in de Zuidoost-Aziatische landen Brunei, de Filipijnen (rond 1850), Maleisië en Singapore en in de Amerikaanse landen Argentinië, Canada en de Verenigde Staten. Zo nu en dan is vindt men de kuifmaina ook in Japan en Thailand.
Van de kuifmaina zijn voor zover bekend drie ondersoorten:
De kuifmaina legt per keer zo'n 3 tot 4 licht glimmende blauwe eieren in holtes van dode bomen of van gebouwen. Het nest is samengesteld van gras, stukjes kleren, papier en omringd door gras en veren. In de Filipijnen zijn in de maanden april en mei zich voortplantende exemplaren waargenomen.
De kuifmaina (Acridotheres cristatellus) is een spreeuwachtige die van nature voorkomt in het Oriëntaals gebied. Tegenwoordig komt de soort ook voor in Japan, Argentinië, Canada en de Verenigde Staten. In Noord-Amerika is de soort echter zeldzaam geworden.