Driehoeksvaren (Gymnocarpium) is een geslacht met zeven soorten varens uit de familie Cystopteridaceae, waarvan er drie in Europa voorkomen.
Het zijn overblijvende terrestrische geofyten, die overwinteren met lange, dunne, kruipende rizomen. Fertiele en steriele bladen zijn gelijkvormig, lang gesteeld, driehoekig van vorm en ten hoogste aan de basis tweevoudig gedeeld. De deelblaadjes zijn veerspletig, het onderste deelblaadje is het grootst.
De sporenhoopjes zijn klein en liggen in rijen langs beide zijden van de nerven aan de onderzijde van het blad. Ze worden meestal niet afgesloten door een dekvliesje.
De gebogen driehoeksvaren (Gymnocarpium dryopteris) en de rechte driehoeksvaren (Gymnocarpium robertianum) komen, zij het zeer zeldzaam, in België en Nederland voor.
De botanische naam Gymnocarpium is een samenstelling van Oudgrieks γυμνός, gumnos (naakt) en carpium (vrucht),[bron?] wat slaat de afwezigheid van dekvliesjes op de sporenhoopjes.
Het geslacht wordt soms ook tot de niervarenfamilie (Dryopteridaceae), de wijfjesvarenfamilie (Athyriaceae) of tot de Woodsiaceae gerekend.
G. brittonianum · G. disjunctum · G. dryopteris (Gebogen driehoeksvaren) · G. fedtschenkoanum · G. jessoense · G. oyamense · G. robertianum (Rechte driehoeksvaren)
Driehoeksvaren (Gymnocarpium) is een geslacht met zeven soorten varens uit de familie Cystopteridaceae, waarvan er drie in Europa voorkomen.
Het zijn overblijvende terrestrische geofyten, die overwinteren met lange, dunne, kruipende rizomen. Fertiele en steriele bladen zijn gelijkvormig, lang gesteeld, driehoekig van vorm en ten hoogste aan de basis tweevoudig gedeeld. De deelblaadjes zijn veerspletig, het onderste deelblaadje is het grootst.
De sporenhoopjes zijn klein en liggen in rijen langs beide zijden van de nerven aan de onderzijde van het blad. Ze worden meestal niet afgesloten door een dekvliesje.
De gebogen driehoeksvaren (Gymnocarpium dryopteris) en de rechte driehoeksvaren (Gymnocarpium robertianum) komen, zij het zeer zeldzaam, in België en Nederland voor.