Tweekleppigen (Bivalvia) zijn een klasse van weekdieren (Mollusca). Vroeger werd deze klasse ook aangeduid als de Lamellibranchia De Blainville, 1824 of de Pelecypoda Goldfuss, 1820.
De schelp bestaat uit twee met een scharnier gelede kleppen. Sommige soorten, zoals Barnea candida, vertonen naast de twee kleppen nog een of meer accessorische schelpstukken. Ze kunnen identieke kleppen hebben (gelijkkleppig) of ongelijke kleppen (ongelijkkleppig). Als de umbo (de bolle top van de klep) zich op de middellijn van de schelp bevindt, worden de kleppen gelijkzijdig genoemd. Bevindt de umbo zich voor of achter de middellijn, dan is de schelp ongelijkzijdig.
Sommige soorten, zoals die van de Mactridae, vertonen een chondrofoor: een holte waarin het binnenste deel van de slotband (ligament) is ingesloten.
Ze hebben een bijlvormig zijdelings ingedeukt graafvoetje (pelecypoda) en zeer ontwikkelde, plaatvormige kieuwen (lamellibranchia). Ze leven allemaal in het water (meestal in zee).
De twee kleppen worden aan elkaar gehouden door één of meer sluitspieren die een duidelijke aanhechtingsplaats laten zien op de binnenzijde van de kleppen (spierindruksels). Meestal worden de kleppen naar elkaar toe getrokken wanneer de sluitspier samentrekt. Naargelang het aantal, de vorm en de werking van de sluitspieren kan men de volgende groepen onderscheiden:
Aan de Belgische en Nederlandse kust komen verschillende soorten uit deze klasse voor: onder andere gewone oester, mesheften, tapijtschelp, grote strandschelp, stevige strandschelp, halfgeknotte strandschelp, witte boormossel, Amerikaanse boormossel, zaagje, nonnetje, kokkel en mossel.
De volgende taxa zijn bij de klasse ingedeeld:
Tweekleppigen (Bivalvia) zijn een klasse van weekdieren (Mollusca). Vroeger werd deze klasse ook aangeduid als de Lamellibranchia De Blainville, 1824 of de Pelecypoda Goldfuss, 1820.